zondag 11 maart 2007

‘Heitje Voor Een Karweitje’ Is Terug


Terwijl Wester veegt, gebruiken Raymon en Bjarn hun ledematen

AMSTERDAM – Hoewel officieel nog winter, vult een lentemiddagzon de straat. De deurbel gaat. Ik druk open. Drie frisse Hollandse jongenskoppies turen omhoog. “Een heitje voor een karweitje!”, klinkt het dapper in koor en schools. Hm, gisteren had ik al tegen drie lieflijke meisjes gezegd: “Maar ik heb geen karweitje.”

Maar per slot van rekening zijn we allen verantwoordelijk ervoor dat onze jeugd, onze toekomst van morgen, leert dat aanpakken beloont. Ik loop naar beneden. Bjarn, Raymon, beiden zeven, en Wester van vijf jaar kijken verwachtingsvol. “Wat willen jullie voor me doen?” leg ik het bij hun.

Ze wijzen naar het te verwaarlozen moslaagje tussen de stoeptegels. “We kunnen dat voor u schoonmaken.” Als volleerde klusjesmannen beginnen ze met stokjes de gleuven uit te krabben. Maar dat is een karweitje om het karweitje. Ik zie dat de stoep best een veegbeurt kan gebruiken. “Jullie kunnen de stoep wel aanvegen, hoe gaan jullie dat doen?”
“Als u een bezem voor ons heeft”, zegt Bjarn.

We hebben niet echt een straatbezem. Maar die van de keuken kan wel voor deze keer. Als ik hem heb gehaald, vechten de jongens aanstekelijk om wie er mag vegen. Wauw, ze willen echt werken! Kleinduimpje Wester verovert kordaat de bezem, die hem eigenlijk enkele maten te groot is. Hij duwt te hard erop, waardoor het allemaal stroef gaat. “Kijk, je moet de bezem naar je toehalen”, doe ik hem voor. “En je moet niet drukken; gewoon de bezem het werk laten doen.”

De zonnestralen schreeuwen om de camera, die ik snel boven ga halen. De jongens kibbelen als kemphanen over wie er aan de beurt is. Als de één veegt, gebruiken twee anderen hun vingers of voet.

“Wiens idee is het?”, vraag ik. Terwijl Bjarn en Raymon er eerlijk over nadenken, kaapt kleine Wester, die goudblond opgloeit in de zon, wederom de boel. “Het is mijn idee”, zegt hij stellig.
“Wat is een heitje?” vraag ik, aangezien sinds de euro er geen muntstukken van 25 cent meer zijn. “Het kan 10 of 20 cent zijn”, zegt Bjarn. “Maar in deze buurt geven de meeste mensen 30 cent.”
“Hm, dure buurt. Dan moet ik dus ook 30 cent geven. En hebben jullie al lekker verdiend?”

Bjarn haalt een handvol euromuntstukken uit zijn zak en toont ze als gouden dukaten uit een sprookje. Dat is behoorlijk wat geld voor ukkies van zeven en vijf, berekenen mijn ogen snel. Ik watertand van het idee wat ik ermee zou hebben gedaan op die leeftijd.

Ik heb als enige muntstuk een euro in mijn zak. Als hem overhandig, vraag ik schoolmeesterachtig, maar wel degelijk rekenend op wisselgeld: “En hoeveel krijg ik dus terug?” Waarop Raymon zakelijk en beslist zegt: “Bij een heitje geven we niets terug. Je geeft ons wat en wij doen er iets voor terug.”
Wie wil dat nou niet investeren in zoveel zakelijk talent?
Iwan Brave










Google